Psalmodie (Fischer)

BUIG KROM RECHT

Gelukkig wie vergeving kent
in wie de wond kan helen
gelukkig wie hervond van waan
verlost jouw harmonie

liefst borg ik stil in
schimmig leed dit broos gestel
want zwaar liet mij jouw hand
steeds trager ademen de dorre zomer

uitgebeend tot fout en feil
sprak onaf ik onvoorwaardelijk
dit is wat ik ten volle erken –
en jij vergaf mij om wat ik ben.

Titel: uitspraak van zenleraar Shenxiu (8e eeuw)
Tekst: beginfragment van Psalm 32, uit:
Norman Fischer: Zen-inspired translations of the Psalms.
New York 2002, p. 49

◄║►

VERBONDEN MET JOU

Nu is het duidelijk
voortdurend ben ik bij jou
jouw rechterhand leidde vredig
mij jouw woning binnen

dit dagelijks besef van jou
laat aan het eind van mijn bestaan
mij opgaan in jouw weidse vuur
dat mij deed branden steeds

wat heeft een hemel nog te bieden
als zelfs aarde leeft van jou
mijn vlees en hart zijn eindigheid
maar jij kent aankomst noch vertrek

allen die verre van jou leven
zijn juist daarin al gesneuveld
jouw ontbreken is de straf
die zich aan hen voltrok

hier intussen nader ik
voortdurend jou en dat is goed
jou kennen is mijn koers
ik ben het rumoer van jouw handelen.

Tekst: fragment van Psalm 73, uit:
Norman Fischer: Zen-inspired translations of the Psalms.
New York 2002, p. 94

◄║►

ROEP OM HULP

Overdag roept mijn stem aan je einders
’s nachts kom ik naakt voor je staan
moge mijn gebed jou nu roeren
hoor hoe ik me tot je richt

mijn hart weegt zwaar van het lijden
één langgerekte dood is mijn bestaan
krachteloos als zij die aan het eind zijn
dool ik tussen de gestorvenen
als een lijk, vermoord, miskend, vergeten
in zijn bloei gekeeld door jouw hand

jij liet me zinken naar de bodem
in duistere sfeer, ten diepste bedrukkend
je ranselt me hier met je furie
beukt me met jouw vloed

al mijn vrienden joeg je heen
je deed hen stuiven als was ik vergif
nu ben ik gevangen, geknoopt, verkrampt

bijtend zuur kwelt mijn ogen
geen dag dat ik niet om je roep
uur na uur hef ik mijn handen naar jou

zul je wonderen voor de doden verrichten
zullen de overledenen opstaan en je danken
zullen zij hun mond openen, je goedheid beamen
kan men in dit duister jouw wonderen zien
kan men jouw liefde onthouden hier
in dit oord van eindeloos vergeten

nog luider roep ik daarom, doordringender
wijd ik mijn hart aan het ochtendgebed
waarom verwerp je mijn ziel
waarom verberg je je aangezicht

een leven lang al verteert me de tijd
voortdurend vrat kwelling aan mij
ik verdroeg je machtige gruwelen
maar radeloos maakt het mijn geest

het vuur van je woede raast over mijn lichaam
aldoor beproeven mij jouw verschrikkingen
dagelijks zwermen ze in en rondom me
omspoelen mij, zuigen me neerwaarts
zodat ik naar adem snak

alle gezelschap heb jij me ontnomen
het licht in de blik van geliefden en vrienden
is blijvend gedoofd.

Tekst: psalm 88, uit:
Norman Fischer: Zen-inspired translations of the Psalms.
New York 2002, p. 109

◄║►