Falend een nieuwe wereld te ontwerpen (W. Bronk)

Als je het een falen wilt noemen, is het de geest
lijkt me, die faalt, maar wat een woord. Hij faalt
door te slagen. Een slinkse triomf. De geest bespiedt
zichzelf en ziet zijn schuilhoeken,
zijn veinzing en vermomming, zijn kwetsbare kant.
Hij verslaat zichzelf steevast bij boter-kaas-en-eieren.
Echt waar, hij wint niet. De kracht van de geest
is slechts dat de geest het beter weet. En altijd weer.
De geest wéét dat dit de maakbare wereld is.
Maar in het hart leeft hoop. Wil je dit het hart noemen?
Onverzadigd verlangen. De visies die het waarneemt
– nog neemt het visies waar – zijn niet tweeslachtig als de geest
(of gewogen en weggezet) maar eenpuntig. En wat
als die visies, in vele gevallen, contouren krijgen
van menselijke vorm, een deel ervan, een been
wellicht, een paar ogen? Wat visie zeker weet te zien
is een geheel nieuwe wereld, een verregaand betere,
of volmaakte, in de vorm van verlangen. Het hart gelooft,
en komt weer terug en gelooft opnieuw; het moet geloven
zolang verlangen heerst. Indien verdwenen, dooft de bedoeling.
Zou het dan het hart kunnen zijn, als je dit het hart wilt noemen
waar de geest van leert verder te kijken dan het zichtbare, achterom
te kijken, te doen wat het hart nooit zou kunnen
zelf, niet te geloven in visies, niet te geloven?

Bron: Vertalingen / William Bronk
Meer van William BronkVertalingen / William Bronk – reeks

◄║►